Skip to content

Negatief advies kippenkwekerij Meerhout

Negatief advies kippenkwekerij Meerhout
 
 

Een industrieel vleeskippenbedrijf met 2 stallen van telkens 42.000 slachtkuikens, hoort niet thuis in het gebied vlakbij het Grote Netewoud. Toch is er een vergunningsaanvraag lopende om dit project te realiseren. PVDA Geel ziet 3 redenen om een negatief advies te geven voor deze vergunningsaanvraag.

Inhoudstafel

  1. Ongeschikte locatie
  2. Droogte en waterbeheer
  3. Kippenkwekerij, landbouw van de toekomst?
  4. Besluit

1. Ongeschikte locatie

Het Grote Netewoud beslaat 340 ha moerassen, vennen, heide en broekbossen. Deze quasi-aaneengesloten natuurgebieden bevinden zich op de grondgebieden van Balen, Meerhout, Mol en Geel. 

In het bestuursakkoord konden wij lezen dat Stad Geel het belang van het Grote Netewoud erkent. Meer nog, de komende jaren wil ze zelfs actief promotie voeren voor en ondersteuning geven aan toeristische en natuurorganisaties ten voordele van het Grote Netewoud. Hier kunnen ook wij ons natuurlijk vinden. Alhoewel dit het bestuursakkoord van Geel betreft, mogen we er toch van uitgaan dat stad Geel volgens de filosofie van hun eigen bestuursakkoord een advies zal geven. Bovendien kunnen wij eenzelfde verhaal vinden in het Meerhoutse bestuursakkoord waarin staat dat ze actief het Life-project ‘Grote Netewoud’ zullen ondersteunen. De inplanting van een industriële kippenkwekerij nabij dit natuurgebied is dan natuurlijk onaanvaardbaar.

Figuur 1: Locatie van het projectgebied. Groen: projectgebied; Geel: onverharde wegen die het projectgebied ontsluiten; Rood: nabije woningen.

Het gebied waarvoor de vergunningsaanvraag is ingediend (groen ingekleurd in Figuur 1) is zelf biologisch minder waardevol, maar het is wel omringd door biologisch waardevol en zelfs zeer waardevol gebied (Figuur 2). De mogelijke negatieve effecten van dit project, zoals invloed op het grondwater, oppervlaktewater, de luchtkwaliteit en de algemene fauna en flora zijn dan ook hoogst onwenselijk.

Bovendien is het projectgebied zelf op het vlak van mobiliteit ongeschikt om een industriële kippenkwekerij te installeren. Zoals in Figuur 1 getoond wordt is de locatie niet toegankelijk vanop de (verharde) openbare weg. Het projectgebied (groen ingekleurd in Figuur 1) kan enkel via onverharde wegen (geel ingekleurd in Figuur 1) bereikt worden. Er zou een stallingsruimte voor 15 vrachtwagens voorzien worden. Het hiermee gepaard gaande intensieve (vracht)verkeer zal zonder verharding van wegen het projectgebied maar moeilijk kunnen bereiken. De huidige verkeerssituatie is dus ongeschikt om een dergelijk bedrijf in te plannen.
Ook zullen de buurtbewoner geur- en stofhinder en geluidsoverlast ondervinden. Het projectgebied bevindt zich in agrarisch gebied, maar ligt toch relatief dichtbij een aantal woningen (rood ingekleurd in Figuur 1).

Dus hoewel het strikt technisch gezien een agrarisch bedrijf betreft, hoort een kippenkwekerij van dergelijke industriële schaal niet thuis tussen woningen en natuurgebied. Er zou eerder gekeken moeten worden naar gebieden die bestemd zijn voor (milieubelastende) industrie.

Figuur 2: Biologische waarderingskaart (BWK2) (bron: Geopunt Vlaanderen)

2. Droogte en waterbeheer

We maken een ongeziene periode van droogte mee. De maanden april en mei waren de droogste maanden sinds het begin van de metingen in 1833. Het jaar 2020 is goed op weg om het vierde droogtejaar op rij te zijn. In volle groeiseizoen is de droogte catastrofaal voor de landbouw en de extensieve veeteelt, die bijna volledig afhankelijk zijn van de neerslag. In onze provincie Antwerpen en Limburg geldt sinds vorige maand code rood in de natuurgebieden, wegens extreem hoog brandgevaar.

PVDA vindt dat we droogte eerst bij de grootverbruikers moeten aanpakken. Elke grootverbruiker zou een plan moeten voorleggen voor maximale waterbesparing en hergebruik, en een tijdspad om die maatregelen door te voeren. Tegelijk zou men moeten nagaan welke activiteiten stopgezet kunnen worden bij waterschaarste. (Lees meer hierover) Voor ons is het dan ook de vraag hoeveel water zo'n kippenkwekerij zal onttrekken voor haar eigen winsten.

Gekoppeld aan die intense periodes van droogte hebben wij in de huidige klimaatsituatie ook te maken met meer intense regenbuien. Die zorgen op hun beurt dan weer voor meer overstromingen. In de strijd tegen zowel droogte als overstromingen spelen verantwoord waterbeheer en ontharding van de bodem een belangrijke rol. In het algemeen moet verharding vermeden worden, tenzij men elders onthardt (zoals men voor elke gevelde boom elders een boom moet aanplanten). Bedrijven moeten hun verharde oppervlakte terug doordringbaar maken of het water opvangen en bergen voor hergebruik of infiltratie.
In het bestuursakkoord van de stad Geel lezen we tot ons genoegen dat ze de kaart van een duurzame samenleving willen trekken. Dit is een ambitie die wij natuurlijk volledig delen, ook in de strijd tegen droogte en overstromingen. Het Geelse waterbeleid moet passen in het verhaal van klimaatadaptatie, het moet dus ook gaan over hoe we de omgeving kunnen aanpassen aan klimaatverandering. In de toekomst zullen we nog meer natte winters met verhoogd overstromingsrisico en meer droge, hittezomers met een sterke vraag naar meer (gezuiverd) water mogen verwachten. Ruimte voor water, verminderen van de verhardingsgraad, verhogen van de bufferwerking van de open ruimte, hemelwaterplannen, structureel onderhoud en ‘vernatuurlijking’ van onze waterlopen en buffergebieden kunnen dus dienen als duurzame basis om de leefbaarheid in onze stad te beschermen. Er is in het bestuursakkoord zelfs sprake van overkoepelende projecten. Bijvoorbeeld het aanleggen van natuurlijk ingerichte overstromingsgebieden en buffers met opwaardering van de ecologische kwaliteit op maat van het gebied. Dit zou steeds in overleg met alle actoren en burgers moeten gebeuren. De boodschap is duidelijk: verharding moet vermeden worden en al helemaal in overstromingsgevoelig gebied.
En dat is net wat men in dit project van plan is. Het projectgebied ligt namelijk zeer dicht bij het natuurlijk overstromingsgebied rond de Belderbergenloop (zie Figuur 3). Een gebied dat in de huidige situatie zelfs een hoog overstromingsrisico kent. Het is dan ook een slecht idee om hier twee stallen van ieder 3000 m2 te bouwen, een loods van 375 vierkante meter en nog een stallingsruimte voor vrachtwagens. Met dit weiland aan de Belderbergenloop gaat dan immers een groot stuk kostbare waterdoorlaatbare bodem verloren.

Figuur 3: Van nature overstroombare gebieden. (bron: Geopunt Vlaanderen)

3. Kippenkwekerij, landbouw van de toekomst?

De landbouw van morgen moet voorzien in goede banen, zorgen voor gezonde voeding én bijdragen tot een meer duurzame wereld voor zowel mens als milieu. De agrobusiness staat in de weg van zo’n duurzame landbouw. Het is tijd om te kiezen voor biologische landbouw en de agro-ecologie. Voor de klassieke kippenkwekerij is er geen plaats meer in de landbouw van de toekomst. Die plaats is weggelegd voor biologische kippenkwekerijen met aandacht voor milieu en duurzaamheid.

Met 84 000 kippen in twee stallen van ieder 3000m2 kunnen we hier niet spreken van een biologische kippenkwekerij. Hiervoor geldt immers een maximum van 10 kippen per vierkante meter en maximaal 4800 kippen in één stal. Nochtans bestaan er voorbeelden hoe het zeker beter kan. Dan denken we aan het Kipster pluimveebedrijf in Castenray (Nederland). Daarin staan het welzijn van de kippen en kringloop landbouw centraal. Zo is er meer ruimte voor de kippen die zowel binnen als buiten kunnen lopen en wordt er in de stallen zelf een bosrijke omgeving nagebootst. De voeding bestaat enkel uit restvoeding die nergens anders gebruikt kan worden. Vooral dit laatste punt maakt dat de ecologische voetafdruk veel kleiner wordt. Dit is dan wel een pluimveebedrijf voor legkippen, maar de principes zijn evenzeer toepasbaar in een pluimveebedrijf voor vleeskippen.

4. Besluit

Een klassieke kippenkwekerij van die omvang is niet het type landbouwbedrijf van de toekomst. Bovendien is de voorgestelde locatie uiterst ongeschikt, zowel op het vlak van mobiliteit, natuurbeheer als waterbeheer.